Het rijke roomse leven in brabant 1900-1970

Trauma of redding? Sport op het internaat

Kinderen op kostschool kregen vroeger vaak van maandag tot en met zaterdag les. En ook hun buitenschoolse uren waren telkens goed gevuld. Lanterfanten was er niet bij en de jongens en meisjes hadden veel minder vrije tijd dan vandaag de dag. Toch (en misschien juist daarom) werd er volop van die vrije uurtjes genoten. En uit reacties op onze internatenkaart blijkt dat sport daarbij veel aandacht kreeg.


Internaat van de Franciscanessen van Veghel, in Veghel (foto met dank aan Dilia Steeghs)

Vrijwel alle internaten hadden eigen sportvelden en gymzalen. Sommige hadden zelfs een eigen zwembad. Ook waren er in veel recreatieruimtes tafeltennis- en biljarttafels te vinden. Deze plekken werden vaak gretig bezocht door leerlingen in de naschoolse uurtjes en de vrije zondagmiddag. Voor sommige kinderen was de mogelijkheid om verschillende sporten uit te oefenen zelfs een grote trekpleister om naar een internaat te gaan. Op introductiedagen lag de focus dan ook vaak hierop. Zo kan een oud leerling aan het Sint Oelbert in Oosterhout zich goed herinneren dat vrijwel de hele dag bestond uit tafeltennis, biljart, voetbal en hockey. Toen Ton Nouwens, oud leerling aan het jongensinternaat De La Salle in Stevensbeek, opzoek ging naar een internaat was hij gelijk verkocht bij het zien van alle sportgelegenheden die in De La Salle werden aangeboden.


Broeder en leerling spelen een potje tafeltennis op het internaat van de Broeders van De la Salle in Baarle-Nassau (foto met dank aan Piet Hendrikx)

Natuurlijk was al dat sporten niet voor iedereen even leuk. Sommige leerlingen waren er niet zo goed in als anderen en dat kon gevolgen met zich mee dragen. Een oud-leerling van Eikenburg in Eindhoven kan zich herinneren dat er een soort van ‘natuurlijke rangorde’ ontstond naargelang je kwaliteiten op het sportveld. Als je niet goed was in sport kon dat er dus voor zorgen dat je niet lekker in de groep lag. Een andere oud-leerling van Eikenburg had daar naar eigen zeggen geen slechte tijd, maar over sporten zei hij: “Als ik er dan een trauma aan over zou hebben moeten houden dan is dat aan sporten. Wat was ik blij als het regende of te koud was en we lekker in de recreatiezaal onze gang konden gaan bij de radio of met een boek”.


Touwtrekkende internen van het St.-Pauluscollege in Sterksel (foto met dank aan Henk van Tilborg)

Toch was sporten voor de meeste kostschoolleerlingen een soort ontspanning. Zo heette de voetbalclub van het kleinseminarie Mariënkroon in Nieuwkuijk ONS, wat moest staan voor ‘Ontspanning Na Studie’. Ben Vollenberg, oud-leerling aan het Sint-Nicolaasinstituut in Oss stelde zelfs: “Het sporten heeft mij daar laten overleven”.


Voetbalteam van het St.-Nicolaasinstituut in Oss (foto met dank aan Gerard Brans)

Iets dat ook vaak terug komt bij de reacties van mensen op onze internatenkaart, is dat er sporttoernooien werden georganiseerd waarbij verschillende internaten het tegen elkaar opnamen. Zo gingen leerlingen van het Sainte Marie internaat in Huijbergen vaak op de fiets naar Etten-Leur om daar te voetballen tegen leerlingen van het Edward Poppe internaat. De jongens van dat internaat voetbalden ook regelmatig met leerlingen uit Oudenbosch. Voor sportdagen gingen jongens van het internaat Sint Franciscus van Sales uit Goirle eens per jaar naar Sparrenhof, een landgoed aan de Bredaseweg in Tilburg. Sport was dus een gelegenheid voor leerlingen om eens contact te hebben met leerlingen van andere internaten.

Jongens en meisjes hadden aparte internaten. Ook speelden ze vaak verschillende sporten. Veel meisjes gingen bijvoorbeeld vaak rolschaatsen, waar jongens meestal spreken over herinneringen aan voetbal. Sporten als volleybal, zwemmen en schaatsen werden wel door beide seksen beoefend, maar nooit samen gespeeld. Gebeurde dit wel, werd het bestraft. Zo kreeg Margriet van Stratum, oud-leerling op een internaat in Dongen, een weekeindverbod omdat ze wedstrijden schaatste tegen jongens.


Potje voetbal op de speelplaats van het St.-Nicolaasinstituut in Oss (foto met dank aan Michiel van der Lande)

Aangezien voetbal zo populair was onder jongens, hadden sommige internaten meerdere voetbalvelden. Zo had het internaat Edward Poppe in Etten maar liefst vijf velden waarop gevoetbald kon worden. Met zoveel tijd en ruimte voor voetbal, werden sommige er erg goed in. Een team van het Sint Pauluscollege in Sterksel draaide zelfs mee in de KNVB competitie. Ben van de Camp kan zich nog herinneren dat een van zijn teamleden op het Sint Antonius van Padua in Megen zo goed was dat de lokale voetbalclub in het dorp hem ‘wegkocht’.


Voetbalteam van het internaat van de Broeders van De la Salle in Baarle-Nassau (foto met dank aan Bert Wijnen)

Behalve dat veel jongens zelf voetbalden, mochten leerlingen van verschillende internaten vaak gaan kijken bij de lokale voetbalclubs. Zo gingen leerlingen van het Edward Poppe internaat kijken naar wedstrijden van NAC Breda en Leerlingen van het fratershuis Johannes Zwijsen in Tilburg naar Willem II. Bij het Sint Theresia in Boxtel mochten leerlingen ook naar de lokale voetbalwedstrijden gaan kijken. Al waren deze wetstrijden ietwat ‘primitief’ volgens oud-leerling Jan van der Kaa, waren deze nog altijd erg spannend.

Over het algemeen genomen was sport dus voor de meeste leerlingen van katholieke internaten een goed ontspanningsmoment tussen het dagelijkse ritme van studeren en bidden. Voor een enkeling was het echter toch eerder een kwelling. Als je ook op een katholiek internaat hebt gezeten en herinneringen hebt aan vrijetijdsbesteding en het sporten, laat het ons vooral weten!

4

Reacties (4)

Mark Goossens zei op 27 mei 2020 om 17:57 uur

Die vijfde foto met die voetballers op de speelplaats: Let op die wastafels zichtbaar achter de ramen van het gebouw. Is dat een architectonische truc om de jongens in de gaten te kunnen houden als ze zich in de toiletruimte bevinden?

Marilou NillesenBHIC zei op 28 mei 2020 om 10:46 uur

Jee Mark, een echte adelaarsblik! Maar je hebt gelijk, het is een opvallende indeling. Geen idee wat de verklaring hierachter is, maar mogelijk weten mensen die daar zijn geweest dat wel?

We horen het graag!

frans roelvink zei op 8 juli 2020 om 19:05 uur

Dat zijn inderdaad toiletten. Ik heb tussen 1962 en 1970 in Oss gezeten en ik herinner mij de speelplaats erg goed.
Links boven is de ontspanningszaal voor de oudere jongens, die op de Mulo zaten, te zien. Links onder de toiletten. De binnenplaats (Cour) werd bij strenge winters altijd onder water gezet om te kunnen schaatsen. Ik heb ooit dienst gehad bij het onder water zetten en toen een frater het waagde om op de cour te komen heb ik die, na een paar waarschuwingen, gewoon nat gespoten. Ik moest natuurlijk wel (weer voor de zoveelste keer) bij de directeur op het matje komen.

Mathilde de Vries zei op 13 augustus 2020 om 14:51 uur

Bij de Catharinenberg in Oisterwijk bestond de sport voornamelijk uit wandelen. Op woensdagmiddag gingen zowat alle meisjes (in de hoogtijdagen 70 internen) in een lange sliert op weg met vooraan een non en achteraan ook nog een of twee. De meisjes die het goed konden vinden met de nonnen gingen gezellig voor- of achteraan lopen. Ik vond de nonnen stinken en snapte niet wat ik met ze zou moeten bespreken.
We wandelden langs de diverse vennen in Oisterwijk. Soms kwam er een stoet soldatenwagens langs: vrachtwagens met in de laadbak een hele berg jonge mannen in uniform. Er ging dan een enorm gejoel op.
Ik ging thuis iedere dag zwemmen maar dat was er op kostschool niet bij. Op een dag liepen we langs de vennen, ik had zo'n zin om te zwemmen dat ik gewoon in een ven sprong en ging zwemmen, met kleren en al. Natuurlijk werd er geschreeuwd en moest ik er uit komen. Er moest een kring om me heen gemaakt worden, ieder meisje moest iets uittrekken zodat ik droge kleren aan kon doen.
Fietsen hadden we ook niet maar toch moest er een fietstocht gemaakt worden. Vanaf de Catharinenberg over en naar de Kampina , waar een smal fietspad langs het heidegebied liep en loopt. Iedere interne leerling moest bij een externe leerling achterop. Vlak bij het huis van de boswachter ben ik met mijn benen tegen een paaltje gekomen en zeer hard gevallen. Ik werd naar het huis van de boswachter gebracht, de ziekenwagen en mijn ouders werden gebeld. Stapvoets reed de ziekenwagen over de zandpaden naar het Elisabeth Ziekenhuis in Tilburg waar ik 10 dagen lag. Ik had een zware hersenschudding. Omdat mijn hele hoofd onder het bloed zat, dachten ze dat ik een schedelbasisfractuur had opgelopen, gelukkig was alleen de hoofdhuid kapot.

We mochten iedere dag als het niet regende in de grote tuin "spelen" er stond een schommel en zo. Echt iets wat je als puber wilt doen.
In de winter werd er ook wel eens geschaatst maar omdat mijn ouders mij alleen een paar oude onderbinders van mijn ooms gaven, heb ik het nooit echt onder de knie gekregen.
In een van de recreatiezalen stonden een pingpongtafel en een sjoelbak. Meer sportieve voorzieningen waren er niet.

Reactie toevoegen

Je e-mailadres is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.

Platte tekst

  • Geen HTML toegestaan.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.