In eerste instantie werd het verstrekt aan christen-strijders die vrijwillig het martelaarschap zochten door uit Europa naar Palestina te trekken om er voor de paus een Heilige Oorlog te voeren. Aan hen werd een volle aflaat verleend door de paus. Een volle aflaat stond destijds voor 7 jaar vagevuur.
Later werd het verkrijgen van een aflaat voor iedereen mogelijk. Door middel van allerlei gebeds- en boetehandelingen kon je een aflaat verwerven. Als je bemiddeld was, kon je de aflaten ook eenvoudig kopen bij de bevoegde instanties in plaatsen als Rome, Jerusalem of Santiago de Compostela.
Aan iedere aflaat die de geestelijkheid verstrekte, hing een tegenprestatie in de vorm van een bijdrage aan de bouw van de kerk. Om misbruik te voorkomen, werden er duidelijke regels vastgesteld betreffende de verdeling van de opbrengsten tussen geestelijkheid en paus. Om de nieuwbouw van de St. Pieterskerk in Rome te kunnen afmaken, werd in 1507 de Petrusaflaat ingesteld. De helft van de opbrengst van dit aflaatgeld moest worden afgedragen aan Rome.
Op verplichte feestdagen was het druk bij de beheerders van aflaatoorden. Maar er kwamen ook reizende handelaren in aflaten, de aflaatkramers. En die waren goedkoper. Zo kon je een document kopen, waarop stond dat je een boete had afgekocht. Maar er werden ook valse aflaten verkocht. De kopers daarvan wachtte na hun dood een onaangename verrassing.
Soorten aflaten
Er zijn twee soorten aflaat: de “volle aflaat”en de “gedeeltelijke aflaat”. Er was weer verschil in gedeeltelijke aflaten (aantal dagen). Voorbeelden daarvan kom je onder meer tegen op de zogenaamde bid- of doodsprentjes.
Pesjonkelen
De oudere lezers van katholieke komaf zullen dit woord nog wel kennen. Bij de Portiuncula-aflaat was geregeld, dat bij elk kerk(hof)bezoek een volle aflaat kon worden verdiend. Dus wat deed men: men ging de kerk in, deed de gebeden en verliet de kerk. Om meteen weer de kerk in te gaan voor een nieuw kerkbezoek en weer een volle aflaat verdienen.
Deze aflaat was genoemd naar een gerestaureerd kerkje bij Assisi. Het woord pesjonkelen is afgeleid van het Latijnse “portiuncula”, wat “een klein stukje” betekent. Franciscus kreeg namelijk een klein stukje grond voor het kerkje. De kerkwijding van de later gebouwde basiliek was op 2 augustus. Daarom kon op die dag de Portiuncula-aflaat worden verdiend.
Op Allerzielen kon men ook bij elk kerkbezoek een volle aflaat verdienen. Dezelfde methodiek dus, maar eigenlijk mag men dat geen “pesjonkelen” noemen.
Luther
De Duitse monnik Maarten Luther maakte zich zorgen, omdat de mensen niet meer bij hem kwamen biechten. Ze trokken massaal naar bedevaartsteden om aflaatbrieven aan te schaffen. Luther klaagde in een brief dat ze zonder het tonen van berouw vrolijk met hun aflaten zwaaiden. Aan deze brief voegde hij 95 stellingen toe die hij aan de vooravond van Allerheiligen 1517 publiceerde.
Eerder gepubliceerd in “Bidprentjes en aflaten” in de Familiebrief Witlox.
Reactie toevoegen