Het rijke roomse leven in brabant 1900-1970

Antoon van Rixtel, de reizende pater uit Sint-Michielsgestel

Rooms prentenboek

In 1902 werd hij geboren in Sint-Michielgestel: Antoon van Rixtel, zoon van Johannes van Rixtel, herbergier, en Johanna van de Meerendonk. Hij was nog geen dertig toen hij tot priester gewijd werd, maar "het enge korset wat men de zielzorg oplegde heeft hem nooit gepast". Als jonge priester zette hij zich in voor het zeemansapostolaat Stella Maris in Rotterdam.


Pater (A. van Rixtel) op het schip in gesprek met een oude Bask, die volgens het bijschrift vader is van negen kinderen.  Pater Van Rixtel op het schip in gesprek met een oude Bask, die volgens het bijschrift vader is van negen kinderen (Bron: Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/Wiel van der Randen)

De schepen op

Van 1932 tot en met 1939 werkte Van Rixtel als priester in Rotterdam. In '38 liet hij een replica van het Mariabeeld 'Sterre der Zee' uit Maastricht naar Rotterdam overkomen voor het zeemansapostolaat. Uit die tijd komt de volgende tekst uit de Limburger Koerier (23 september 1938): 'De schepen op':

"Ik trek mijn regenjas aan en zet mijn hoed op. Het waait nog al en 't kan regen geven vanmiddag. Terstond als ik uit het ronde huis aan het Willemsplein stap, ligt voor mij rechts en links het breede water. Door elkander wriemelen de booten; groote Rijnaken en kleine rivierbooten; op den achtergrond: de reuzen van de Holland-Amerika-Lijn. Een sterke zeesleeper schiet alleen voort tusschen de lange sleepen, waarvoor een stoombootje langzaam voortzwoegd[t] tegen stroom op. Een pittig jachtje schiet golvenopjagend door het waterverkeer; de „Heen- en weer"-booten dobberen voorzichtig dwars over het steeds beroerde water.


Pater (A. van Rixtel) in gesprek met een officier van een Frans schip in een dok. Apostolaat ter Zee. Pater Van Rixtel in gesprek met een officier van een Frans schip in de haven van Rotterdam (Bron: Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/Wiel van der Randen)

Voor het „Spido"-ponton liggen drie motorbooten te schommelen op de golven.

-  Waalhaven? roep ik.
- Tweede boot, mijnheer!
- Dank U!
De eerste boot gooit zich al los van den wal. Ik spring er nog gauw op en daarover naar de tweede.
- Middag kappie! groet ik.
- Juist op tijd, Patertje!
- Maar goed, dat jij te laat weggaat, anders had ik je gemist, kets ik terug.

Het is een ruwe kerel, die kapitein, maar met een goed hart. Wij zeggen niets meer. Hij moet trouwens uitkijken. De boot voor de Maashaven en die van de Waalhaven houden elkaar vast bij den kop en draaien samen. Dan gooit de scheepsjongen de tros los en ieder kiest zijn eigen koers tegen vlagenden wind en spattende golven. Wij doen mee aan het gekrioel op de Maas. Pats, daar spettert een flinke golf over heel het schip. Allen vluchten in en achter het stuurhokje en wippend op de golven varen wij naar de Waalhaven.

- Welke boot, Patertje, roept de kapitein. Zeg, geef mij eens een cigaret, maar niet zoo’n flauwe Italiaan.
- Ik ga naar de „Aroto" op boei 52. Eerst schuiven wij aan langs een Duitscher. Dat schip ligt klaar tot vertrek. De kapitein gaat aan boord.
- Gute Fahrt, Kaptän, groet ik hem.
Wij varen voort van boot tot boot. Daar zie ik de „Aroto".
- Daar ligt mijn boot, kappie!
- Zou je wel willen, lacht hij.
- Achterop, Patertje.


Pater (A. van Rixtel) klimt via touwladder langs scheepswand omhoog.Pater Van Rixtel klimt via de touwladder langs de scheepswand omhoog (Bron: Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/Wiel van der Randen)

 

De achtersteven draait, omhoog, omlaag, op de touwladder aan. Ik grijp die flink vast en dan naar boven, tegen het zeven meter hooge schip aan. De touwladder zit bekneld tusschen de wegvarende „Spido" en de zeeboot. Ik sta halverwege, als de ladder meeschuift, ik hang meer dan dat ik sta. Flink vasthouden! Dan raakt de ladder los en schuift terug langs den ijzeren wand. Ik klauter verder en stap de reeling over. Daar staan de zeerobben; een oudje en twee fiksche kerels.

- Goeden middag, hoe gaat het er mee? Alles wel aan boord?
Zij lachen: alles goed. Zij zijn blij, dat ik kom.
- Is de Commandant aan boord?
- Ja!
Hé dat gebeurt niet altijd. Ik stap op het salon af. Leeg. Hij zal boven op de brug zijn. Daar zit hij in zijn cabine voor een tafel, overdekt met scheepspapieren en brieven. Hij ziet mij niet eens. Ik stap pardoes binnen: „Goeden middag".
- Goeden middag! Ga even zitten. Ik ben blij, dat U komt.
Ik informeer, hoe het staat aan boord. Geen zieken, alles best.
- En met U zelf en Uw familie? alles goed.

Vanmorgen heeft hij nog een brief gehad van zijn vrouw en een briefje er in van zijn zes-jarig zoontje. Ik moet het aardig briefje lezen, de foto's bezien.

- Lang geleden, dat U thuis geweest bent? vraag ik.
Hij wrijft met zijn ruwe hand heel zijn gezicht rood „15 maanden" en hij ziet mij van opzij aan. Vijftien maanden ver van zijn vrouw en kindertjes! Het beste is maar er niet te veel over te praten: ik raak een wond aan. Het is hard! Dat zeg ik hem ook: tè hard! Maar ik hoor, er zijn anderen aan boord, die al langer dan twee jaar van huis zijn. Deze commandant blijkt ook de miseries van anderen te doorleven. Dat is goed! Ik spoor hem aan met liefde zijn plicht van opperbevelhebber uit te oefenen, dat maakt het leven aan boord veel draaglijker en mooier. Het is toch al hard genoeg.


De pater in gesprek met twee stokers.Pater Van Rixtel in gesprek met twee stokers (Bron: Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/Wiel van der Randen)

 

Na nog wat met den commandant gesproken te hebben, loop ik het dek op. Daar staat de eerste officier met zijn handen in zijn zakken naar het laden der kolen te kijken. Drie kranen tuffen heftig, op 5 Meter hoogte boven de ruimen laten zij de kolen neerploffen. Het gruis stoft over het heele dek. Ik loop door de stofwolken op den man af en begin een praatje over hemzelf en thuis. Hij is vier maanden geleden nog thuis geweest; en keert ook na deze reis weer naar zijn vrouwtje terug. Het wordt al beter!

- Wanneer is het schip in Rotterdam gekomen?
- Gisteren.
- Bent U de stad al in geweest?
- Wat moet ik in de stad doen, zegt hij onverschillig. Ik ga alleen in mijn eigen land aan wal, daar heb ik tenminste mijn kennissen, daar kan ik in 'n gezelligen kring komen. Ik zou wel wat echte ontspanning willen hebben, maar je kunt alleen een wandeling gaan maken, een pot bier drinken. Maar een echte ontspanning vind je toch niet in café's en bars. Je blijft altijd maar een zeeman. En het kost een hoop geld met den gulden.
- En bent U dan nooit in ons Zeemanstehuis geweest?

Hé.... daar komt een goede kennis aan: de radio-telegrafist.
- Hoe gaat het er mee? Nog best?
- Hoe maakt [U] het Pater Antonio? informeert hij.
- Best, allemaal gezond.
- Alles nog in orde in het Zeemanshuis?
- Neen groote wanorde!
Wij zijn aan het bouwen, want wij gaan de „Sterre der Zee" ontvangen in Rotterdam. Ik vertel hem onze groote plannen. Hij is er enthousiast voor. Trouwens ook de eerste officier.

- Kijk, zeg ik tegen den radio-telegrafist, de eerste officier is nog nooit in ons huis geweest.
- Hoe is het mogelijk!
Pater, er is in de stad maar één huis, waar een zeeman zich werkelijk thuis voelt. Dat is bij U. Het is of ik daar mijn vader, hier mijn broers en daar mijn zusters zie; teekent hij beweegelijk. U moet er heusch eens naar toe gaan.
- Zondags zijn wij toch nooit hier! zegt de eerste.
- Bent U nu weer voor Zondag weg? vraag ik.
-  Natuurlijk, Zaterdag vertrekken wij, zegt hij kwaad.

Het is waar. Als een schip binnenkomt, rekent de reeder al uit of het niet mogelijk voor Zondag weg kan. Zondags moet men immers liggeld betalen in de haven en.... men kan niet werken. Op zee kan men varen, dus er wordt verdiend. Aan de menschen die er op leven, denkt niemand. Slechts aan het schip, den vrachtprijs en de verdiensten. Hier over peins ik en praat ik.
- Maar, zeg ik, U kunt toch ook op de doordeweeksche avonden komen.
Het is dan misschien wel niet zoo gezellig als de Zondagavond, maar U kunt er toch Uw eigen krant lezen, een stootje biljarten, een kaartje leggen, een kop koffie drinken. Er zitten wel een paar gezellige praters ot praatsters en zoo meer. Kom eens een keertje zien.
Dien avond kwam hy nog en keerde enthousiast terug aan boord.


De pater bij de kok in de kombuisDe pater bij de kok in de kombuis (Bron: Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/Wiel van der Randen)

 

Ik ga verder het schip op, loop langs de keuken. Voor het heete fornuis staat de kok een beeld van zijn vak, stevig en groot. Ik loop de hitte binnen, groet den kok.
- Manneke, zeg ik hem, denk er om, je hebt een voornamen post aan boord. Als jij goed kookt, zijn zij allen tevreden. Als ze niet goed eten, wordt het een ontevreden warboel! Ik ga verder, de machines in. Drie verdiepingen van ijzer hekwerk. Ik ga de ijzeren ladders af, glimmend van de olie. Ik moet oppassen om niet uit te glijden.

Op de tweede etage zitten tusschen de kolossale machines twee mannen te wroeten aan een schroefbout. Olie zijn zij van top tot teen. In plaats van hen een hand te geven, knijp ik ze eens flink in de spierballen; naar een van olie druipende hand kan je slecht vragen, dat willen zij trouwens toch niet. Ik hurk bij hen neer en begin een praatje. Zij zijn blij, tusschen de machines gevonden te worden. Ze praten honderd uit, de een over zijn vrouw, de ander over zijn verloofde. De verloofde gaat binnenkort trouwen en al pratend en lachend leven wij al in het geluk van dien dag.
- Tot ziens mannen. Ik schrijf je, als je trouwt.


Pater van Rixtel in de machinekamerIn de machinekamer in gesprek met de bemanning (Bron: Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/Wiel van der Randen)

 

Ik ga dieper. De machinisten zijn druk aan het werk. Te druk eigenlijk om met mij te spreken. Maar onder het vijlen en oliën door gaat het wel.

Een stoker komt naar mij toe. Hij vertelt mij, hoe dankbaar hij nog is voor het ziekenbezoek van de laatste reis. Hij was gevallen, zwaar gekneusd en naar het Ziekenhuis gebracht. Zoo’n man ligt practisch alleen en verlaten op een zaal vol bezette bedden, want niemand spreekt zijn taal, niemand bezoekt hem.

Behalve dat hij toch van tijd tot tijd bezocht werd door eenige Dames van het Apostolaat ter Zee; die kwamen met wat Illustraties in zijn eigen taal, met wat bloemetjes en lachten en maakten pleizier, dat de heele zaal jaloersch werd op den vreemde.
- Dat is echt Apostolaat, zegt hij. Zijn de Dames vanavond aan het Huis? Dan kom ik ze bedanken.

Ik ga verder. Een informatie links, een grap rechts, allen geef ik een beetje moed.
- Zijn er daar nog, misschien? vraag ik, wijzend op een laag ijzeren deurtje.
- Ja Pater, drie, maar daar moet U niet heengaan, zij zijn de ketels aan het uitstoomen.
Ik weet genoeg, stap er bukkend in.

Bukkend loop ik onder de ronding van twee vuurovens door. Nu wil ik toch zelf terugloopen. Een helsch gesis van de stoomspuit en een dikke bruine stofwolk is alles wat ik waarneem. Ik blijf staan en kijk eens goed in die duisternis. Daar staat een stoker. Op zijn gezicht zit een roetlaag van zeker twee millimeter. Alleen het wit van zijn oogen en het rood van zijn natte lippen doen een gelaat onderscheiden. Ik begin een vroolijk praatje in deze heete hel. Boven in den hoek houdt het gesis op. De man draaide de kraan af. Nu pas onderscheid ik daar een mensch, loop er op af, praat en lach.

- Is jullie ziel ook zoo zwart als je gezicht?
- Neen, Pater, die is mooi schoon.
- Hoe lang geleden ben je dan te biechten geweest?
Een geeft een antwoord, een ander zwijgt, de derde lacht.
Ik sla er bij den derde een slag naar. „Vier jaar". Ik ben er blijkbaar nog onder.
- Met Paschen altijd op zee geweest, zegt hij.
- Is dat een reden? „Je moest eigenlijk hier op de roetlaag nog biechten! Maar als je nu in je vaderland terugkomt, dan ga je weer eens, niet?"
- Misschien.
- Neen, niet misschien. Maar ik moet op je woord aan kunnen.
Hij belooft het en ik neem hem op zijn zeemanstrouw.


Van Rixtel klimt omhoog via een touwladderOp de touwladder (Bron: Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/Wiel van der Randen)

 

Ik klim weer naar boven. Ik sta te knipperen in de zon, die even door de jagende wolken schijnt. Ik ben zwart in mijn gezicht en ik heb een paar oliehanden. Maar de menschen beneden zijn blij en zij hebben toch in ieder geval weer eens een priester in hun leven ontmoet. Ik stap nog even naar het achteronder der matrozen.

Het is een halve ruimte van vijf bij vier, half afgesneden door den ronden achtersteven. Langs den ijzeren roestigen wand staan drie bedstellen, elk van drie bedden. Het riekt er vunzig. Een getimmerde houten tafel vol krassen staat in het midden, de banken zijn van hetzelfde maaksel. Slechts twee aangeslagen patrijspoorten laten flauwtjes wat licht door. Ik onderscheid er twee mannen, die half in hun kooi zitten te rooken. Zij hebben vanavond de wacht van zes tot twaalf en kunnen nu vast wat rusten.

Een is erg mistroostig. Ik ga naast hem zitten.
- Is er thuis iets niet in orde? „Neen, alles goed".
- Ben je getrouwd? - Neen. - Verloofd?
Hij doet onverschillig. Ik praat er wat op door. De stakkerd, een heel jaar heeft hij gevaren en gespaard. Telkens had hij zijn meisje wat geld opgestuurd voor meubeltjes en kleeren. Stapels brieven had hij ontvangen. Op een dag kon hij schrijven, dat hij terugkwam in de haven, waar zij woonde. Nog een brief had hij gehad, lief en aanhankelijk. Met vreugde was hij aan wal gestapt en niemand teruggevonden. Nu was hij gisterenavond dronken geweest. Niet dat hij te veel had gedronken, maar hij was dat Hollandsche bier niet gewend. Hij had zijn bedwand vol nuditeiten hangen. De man was totaal uit zijn evenwicht.


Pater Van Rixtel schudt een bemanningslid de handVan Rixtel schudt een bemanningslid de hand (Bron: Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/Wiel van der Randen)

Het is in-droevig. Eeuwig blijft de zeeman voor den wal, iemand die men plukken kan zooveel men wil. Nooit wordt zijn zoo echt sociaal beroep gewaardeerd en gerespecteerd. Ik monter den man wat op en tracht hem wat vertrouwen in het hart te steken in de Reinste der Vrouwen, in Maria, zijn Sterre.

Ik ga weer midscheeps en doe de Spidovlag hijschen; ik praat en lach nog wat met deze en gene. Als de Spidoboot langs komt, neemt hij mij mee naar een volgende boot.
Ik zwaai en groet nog: Een goede thuisreis!"

J. PONSIOEN,
Havenkapelaan te Rotterdam

***


Overzee

In 1940 verlaat pater Van Rixtel de Rotterdamse haven en vertrekt hij naar Zuid-Amerika. Naar Argentinië, zo staat in een berichtje over zijn afscheidsreceptie in de Maasbode van 9 januari 1940.

Klik op het bericht om dit te vergroten (Maasbode, 9 januari 1940)

Namens medewerkers en vrienden krijgt hij een bronzen portretplaquette aangeboden.

Klik op het bericht om dit te vergroten (Maasbode 12 januari 1940)

Klik op het artikel om dit te vergroten (Noordbrabantsch dagblad het huisgezin, 22 januari 1940)Op 22 januari 1940 schrijft ook Noordbrabantsch dagblad het huisgezin over pater Antonius. In tegenwoordigheid van zijn ouders (zij wonen dan in Vught) heeft hij het Missiekruis ontvangen voor zijn vertrek naar de missie, naar Argentinië. Ook schrijft het blad dat hij "het apostolaatswerk ter zee in Rotterdam tot groote hoogte opgestuwd" heeft.

 

Terug in Nederland

Vlak na de oorlog, in 1946, zet de pater weer voet op Nederlandse bodem. Als aalmoezenier gaat hij vervolgens aan de slag bij het Open Deur werk in Dordrecht en in de gevangenis in Den Haag.

Pater Van Rixtel moet een markant persoon zijn geweest, die indruk maakte op de mensen die hij tegenkwam.
"Bruisend van aktiviteit is zijn leven voorbijgegaan" staat dan ook geschreven op zijn bidprentje. Hij overleed op 18 december 1981 en werd begraven op het Kloosterkerkhof van de Priesters het Heilig Hart in Nijmegen.


Klik op de afbeelding om deze te vergroten"Goed organisator heeft hij zijn talenten ingezet als jong priester bij de organisatie van het zeemansapostolaat in Rotterdam.

De zeelui die in Rotterdam het werk van Stella Maris met zijn originele aanpak van beschaafd kontakt met de vrouw [kenden] verbreidden overal op de wereld zijn roem. [...]

Het enge korset wat men de zielzorg oplegde heeft hem nooit gepast."

 

Met dank aan Wim van Stiphout voor de tip over het levensverhaal van Antoon van Rixtel en aan SpaarnestadPhoto voor het gebruik van de foto's. De foto's mogen niet worden gereproduceerd zonder voorafgaande toestemming van de auteursrechthebbende. 

Wil je meer lezen over zeemanshuis Stella Maris, pater Van Rixtel en de reis van de 'Sterre der Zee'-replica van Maastricht naar Rotterdam, kijk dan ook eens op de sites welzijnzeevarenden.nl (pag. 63 - 68) en in de Leidsche Courant van 10 oktober 1938.

6

Reacties (6)

martien den otter zei op 23 december 2017 om 12:51 uur

Heerom NOEMDE WIJ HEM ALTIJD HIJ WAS EEN BROER VAN MIJN OMA
HIJ HEEFT ONS GETROUWD IN DE CHRISTOFOORKERK TE SINT MICHIELS GESTEL
OP EEN JUNI 1973 HET WAS EEN LIEVE MAN MET HET HART OP DE GOEDE PLAATS

Lisette KuijperBHIC zei op 24 december 2017 om 16:22 uur

Bedankt voor je reactie, Martien en wat fijn dat je zulke goede herinneringen hebt aan de broer van je oma. Bijzonder dat hij jullie ook getrouwd heeft. Kun je je de trouwdienst nog goed herinneren?

martien den otter zei op 25 december 2017 om 09:45 uur

hallo Lisette
ja heel goed wij hadden eerst nog een gesprek met hem gehad in het
klooster in Nijmegen en heeft toen nog voor mijn aanstaande vrouw en mij
nog een mis opgedragen voor ons twee
met kerstmis kwam hij altijd een week logeren bij mijn oma
mijn opa en oma hadden tien kinderen en met kerstmis was het altijd
zo gezellig en omdat Heerom er ook altijd was met kerstmis vertelde
hij altijd over zijn reizen, met kerstmis zal het nooit meer hetzelfde zijn
als toen. mvg. Martien en Ineke den otter

Lisette KuijperBHIC zei op 27 december 2017 om 14:11 uur

Ik kan me goed voorstellen dat jullie speciaal met de kerstdagen terugdenken aan jullie Heeroom, Martien en Ineke! Bedankt voor het delen van jullie warme herinneringen aan hem. Weten jullie toevallig nog welke verhalen hij jullie zoal vertelde?

martien den otter zei op 31 december 2017 om 15:59 uur

hallo Lisette
nee ik kan daar niks meer van herrinnere het is meer
dan 50 jaar geleden voor mij maar een ding weet ik nog wel
iedereen zat geboeid te luisteren dat weet ik nog wel
gr martien den otter.

Marilou NillesenBHIC zei op 2 januari 2018 om 09:00 uur

Maar dat is ook een mooie toevoeging, Martien. Bedankt voor je reactie!

Reactie toevoegen

Je e-mailadres is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.

Platte tekst

  • Geen HTML toegestaan.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.