Herinneringen aan zusters en nonnen
J. Bleijenberg-Dobbelaer uit Hulst
De nonnetjes die de gangen dweilden - en dat waren er heel veel - bleven dat levenslang doen. De verzorgende kant was trouwens toch een hard bestaan voor de zusters. De leidende kant was vrijwel nooit te zien. Mijn oudste tante was hoofd van de kleuterschool. Ze kon goed organiseren, maar een lichte verwaandheid was haar niet vreemd. Ze liet mijn moeder eens blozen door bij ons thuis op de boerderij tijdens de lunch om een botermesje te vragen. Wie van ons had daar in die tijd ooit al eens van gehoord?
M. Smeekens uit Gilze
Soeur Olympia sjouwde de hele dag met zware emmers water en manden met wasgoed. Ze poetste de gangen en trappen van de school en het klooster en verzorgde de was voor haar medezusters. Haar hele lichaam was getekend door dit zware werk. Haar bruidsschat moet wel heel erg karig geweest zijn.
Marja Verbraak-Van Eekelen
Soeur Cornelia was destijds dokter, verpleegster en maatschappelijk werkster tegelijk voor ons hele dorp. In de oorlogsjaren reed zij op de fiets door weer en wind en in de oorlog tussen het afweergeschut door naar de vele gezinnen die ze ging helpen. Ze verleende zorg aan zieken, gewonden en kleine kinderen. Die tijd, waarin vrijwel elk kind hoofdluis had, moet voor haar onmenselijk zijn geweest. Ik heb eigenlijk alleen maar goede herinneringen aan de zusters.
René Reijpert uit Bergen op Zoom
Ik was jarenlang dirigent van een koor dat grotendeels bestond uit nonnen. Ze waren allemaal werkzaam in de verpleging: van veeg- en dweilnon via mortuariumzuster tot directrice. De koorrepetities waren natuurlijk altijd in het klooster. Daar merkte ik ook dat nonnen gewone mensen waren, met hun hebbelijkheden en hun onhebbelijkheden, vooral jegens elkaar. Een van de zusters zei mij eens: je ziet het: zusters van liefde, krengen van barmhartigheid. Een uitspraak die ik nooit vergeten zal.
Familie Feskens-Vermeeren uit Breda
Onze nicht was ingetreden in een Belgisch klooster in Herentals. Ze zat achter de tralies. Er mocht niet gesproken of gecommuniceerd worden. Als er familie op bezoek kwam dan bleef die voor de tralies, de zuster erachter.
J. Bleijenberg-Dobbelaer uit Hulst
In onze boerenfamilie waren er drie kloosterzusters, twee tantes en een nichtje. De tantes waren altijd blij met onze aanwezigheid. We kregen er veel te eten, heel vers en smakelijk. We mochten ravotten in het klooster en glijden door de geboende gangen.
Soms kwam er bij ons thuis per post een pakket gevuld met 'overbodige' spullen, variërend van lakens tot dweilen en sokken en werkhemden. Nieuwsgierig hingen wij allemaal rond de keukentafel waar mijn moeder de buit verdeelde. De bijbehorende brief van 'uw in God liefhebbende zuster' werd pas veel later gelezen.
Jeanne Vermetten-Rovers uit Breda
Ik ben met mijn zes zusjes en een broer bij zusters opgevoed omdat mijn moeder in 1935 was overleden. Een zuster die voor de kleuterklas stond, vroeg haar overste of ze de zorg voor ons op zich mocht nemen. Ze heeft dat vijf jaar zeer goed gedaan. We waren 's nachts thuis en van 's morgens zeven uur tot 's avonds zeven uur gingen we met z'n allen — de oudste was negen, de jongste een jaar oud — naar de zusters. Die gaven ons eten voor vader mee naar huis. De ene zuster breide, de andere naaide voor ons. We hebben er veel geleerd: stoppen, naaien, breien en werken. Tot 1940 zijn we bij de zusters geweest. Ik ben hen daar nog heel dankbaar voor. Dat mag ook wel eens gezegd worden. Lang niet alle zusters zijn boemannen. We zijn allemaal goed terechtgekomen, mede dank zij de hulp van de zusters.
A. Koijen uit Gilze
Ze hebben enorm veel werk verzet zoals voor het beheer van het bejaardenhuis Sint Franciscus, de wijkverpleging, de oprichting van het Wit-Gele Kruis, ze waren betrokken bij de oprichting van de EHBO, ze verrichtten preventief werk met betrekking tot tuberculose in de jaren dertig, zorgden voor het beheer en de verzorging van het mortuarium en ze boden bescherming aan een paar families tijdens de oorlog. Bovendien zorgden ze voor de opvang van gehandicapten als hun ouders gestorven waren. Deze mensen werden in huis Sint Franciscus behandeld als gasten. En als er financiële problemen waren of er was een organisatie die geen geld had, zoals het Wit-Gele Kruis, dan werd er prompt een fancyfair of iets dergelijks georganiseerd.
Christel van Dijk uit Rijsbergen
Ik zat in de tweede klas van de lagere school. De dag voor 19 maart, de feestdag van Sint Jozef had de zuster gezegd dat we de volgende dag naar de kapel zouden gaan en had ze gevraagd of we dan bloemen mee wilden nemen voor Sint Jozef. Ik dacht er pas ’s morgens aan en raakte in paniek. Moeder had in een vaas één lelie staan en zei dat ik die maar mee moest nemen. De andere meisjes lachten me uit. Bijna iedereen had een mooi boeket meegebracht. Ik zal nooit de woorden vergeten die de zuster sprak. Ze zei tegen de andere kinderen dat Jozef heel veel van lelies hield en dat ik daarom voorop mocht lopen en mijn lelie als eerste bij Sint Jozef mocht leggen. Deze zuster heb ik nooit vergeten.
Anoniem
Er mag niet worden vergeten dat er zoveel goede vrouwelijke religieuzen waren. Dat waren vaak begrijpende, meevoelende, moderne vrouwen. Natuurlijk waren er ook vreselijke mensen, maar die had je niet alleen onder de nonnen. Velen waren hun tijd ver vooruit en leerden de kinderen dat er meer was dan hun eigen stad of dorp. Ze lieten hen kennis maken met muziek, kunst en literatuur. Misschien grote woorden, maar voor het dorpskind dat ik was, een ontdekking waar ik mijn leven lang plezier van heb gehad.
Christel van Dijk uit Rijsbergen
Ik zat gedurende drie-en-een-half jaar in verschillende Jappenkampen op Java. Ook de kloosterzusters trokken met de vrouwen mee, van kamp tot kamp. Ze hielden zich strikt aan hun humanitaire principes: zieken verzorgen, stervenden bijstaan, doden begraven, bedroefden troosten. Maar de zuster deden nog veel meer. Zij spaarden uit eigen mond voor anderen. Ze wezen niemand af die bij hen kwam voor troost en raad. Het verhaal van de hulp en de steun van deze geestelijke zusters loopt als een rode draad door de lijdensgeschiedenis van de kampen heen.
Bron
Ad Rooms, Het Rijke Roomse Leven: Herinneringen met weemoed en weerzin, Raamsdonksveer 2002-2006
Reactie toevoegen