Het rijke roomse leven in brabant 1900-1970

Naar het juvenaat (2/5) - Morgen weer normaal, toch?

We werden verzameld in de grote zaal en een broeder stelde zich voor als de directeur, broeder Ludwinus. Na een reeks instructies gingen we lange, brede trappen op naar de slaapzaal op de tweede verdieping en daar stond mijn grote grijswitte koffer. Met knalletjes van de terugspringende klepjes tegen het karton, gingen de twee sloten open. Ik moest mijn kleren, veelal nieuw, in een vak van een enorme kledingkast stapelen.

Hier zit ik dan rechts te blokken in de studiezaal

Meteen zag je verschillen, sommigen hadden een heel klein stapeltje, anderen hadden eigenlijk twee vakken nodig. De kleine meegenomen koffer en de grote koffer gingen naar zolder. De laatste zou ik na 8 jaar... weer terugzien. De slaapzaal was een grote ruimte met aan de lange zijmuurkanten kleine kamertjes gemaakt van bruine houten schotten met een gordijntje voor de ingang. En gescheiden door twee lange gangen ook dezelfde kamertjes met open bovenkant in het midden. Aan de kopse kanten stonden rijen wastafels en de slaapkamers van enkele broeders en een stortkoker waar de vuile was in gedaan moest worden. En nu begreep ik waarom er nummers in al mijn kleren zaten.

Na het toewijzen van een kapstok beneden en een vaste plek aan een van de tafels stopte ik mijn servetring en servetten met nr 141 erin genaaid in hokje 141 in de servetkast. (Thuis had ik nooit een servet gezien, ja een gekleurd papiertje met Pasen.)

Klokslag 6 uur: Oudere jongens dekten de tafels, geen tafellakens, die zouden alleen op feestdagen verschijnen net als de suiker in de thee en koffie. Talloze borden werden verspreid, bestek uit grote bakken gerangschikt, ijzeren onderzettertjes van de stapel verspreid en verder verschenen er metalen kannen met thee en koffie, schalen brood, schaaltjes kaas en bakjes jam die ze "toespijs" noemden. Na een "smakelijk eten" van broeder Ludwinus nam iedereen plaats. En al gauw leerde ik er mijn eerste les: Het was niet de bedoeling een snee brood dubbel te vouwen en deze met je ellebogen op tafel met twee handen op te eten. Eten met mes en vork zou nog een dingetje worden. Na het eten zwierf ik wat doelloos rond in de grote zaal met aan het einde een toneel met enkele muziekkamers. In de kasten bij het grote aquarium stonden dozen met spelletjes en rijen leesboeken. Voor de grote zaal was buiten een speelplein met aan de zijkant de ULO waar ik heen zou gaan en een voetbalveldje, iets verderop de HBS en de ambachtsschool.

Om 20.45 uur was er een avondgebed en gingen we naar de slaapzaal. Onwennig ben ik in mijn hemdje naar de rijen wastafels gelopen. Daar heb ik mijn nieuwe tandenborstel en een allereerste tube tandpasta voor mezelf(!) gebruikt. Terug naar mijn open houten hokje, "chambrette" noemden ze die, zeker Frans… Gordijntje dicht. Er stond alleen een simpel vast bed in, een stoel en een kastje aan de wand voor zeep en tandenborstel. Het werd stil, doodstil, de lichten gingen uit. Het duurde lang voor ik zou slapen. Mijn eerste dag alleen ver van huis tussen allemaal vreemden. Zouden mijn ouders, broer en zusjes me missen? Hij is "op studie" zeiden ze trots tegen iedereen. Ach morgen weer een dag, een normale toch??

De volgende dag om 6.30 uur op, koppie onder de koudwaterkraan bij de reeks wasbakken. Klokslag 6.55 naar de kapel en 7.30 ontbijt en dan op de fiets. De opgezonden fiets vond ik in de fietsenloods terug, mijn grootste bezit. In een lange rij jongens, met enkele broeders voor- en achterop, fietsen we over de Markt van Oudenbosch, bestraat met kinderkopjes, richting Bergen op Zoom. Naar Boschlust, een buiten van de broeders met een grote barak met stapelbedden, een zandvlakte en in het bos een berg met een kruis erop. Hier zouden we enkele dagen - met bosspelen tot diep in de nacht, ’s middags verplicht even slapen op het stapelbed - de kennismakingsdagen doorbrengen. Prachtige dagen die begonnen met een themamis.

Terug op het juvenaat begon het dagelijkse leven.

6.30 uur opstaan, 6.55 naar de kapel, 7.30 ontbijt, 8.05 zangrepetitie o.l.v. broeder Clementinus. Zingen uit een zwarte map, de troubadour, en muzieknoten in getalvorm, 8.25 bed opmaken, 8.45 naar de ULO pal naast de deur, (op zondag vrij), 10.15 speelkwartier tot 10.30, 12 uur einde les, 12.25 diner met op dinsdag en vrijdag pap toe. Deze werd door broeder Ludwinus met een grote lepel uit een emmer op je bord geschept. Rij voor rij liepen we er heen, geen ontsnappen mogelijk…, 12.30 terug naar school, 15.45 einde school, boeken naar de studiezaal op de eerste etage brengen en dan tijd voor recreatie; voetballen etc., weer zo’n nieuw woord. Voor wie wilde was er onder de servetkast brood met simpel beleg als een schaal vet. 16.30 tot 17.30 naar de studiezaal verplicht leren onder doodse stilte. Een broeder zag hierop toe.

Iedereen had een eigen lessenaartje met zijn boeken. 18.00 uur broodmaaltijd, 18.45 de 2e studieronde, 20.00 recreatie en 20.45 avondgebed in de grote zaal, tanden poetsen, de broeder een hand geven en naar bed. Al gauw was het doodstil. Daar verwerkte je de indrukken van die dag voor jezelf, hoorde nog de voetstappen van een wakende broeder in de gangpaden en luisterde je naar de nachttrein uit België met talloze wagons vol steenblokken voor de pieren in IJmuiden en de olietrein uit Rotterdam richting het zuiden. Bij mistig weer hoorde je de treinsignalen al van verre. Je dacht ook aan de trein naar huis tot je in slaap viel. Vele, vele dagen zouden hetzelfde zijn.

Lees ook de andere delen

Reactie toevoegen

Je e-mailadres is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.

Platte tekst

  • Geen HTML toegestaan.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.