

Als ‘vroege leerling’ zal ik 10-12 jaar zijn geweest. Hoewel mijn geheugen doorgaans uitstekend is, herinner ik me (te) weinig van die tijd. Wel beelden, geluiden, geuren, termen, gebeurtenissen. Maar geen of nauwelijks namen. Wel schiet me mijn (was)nummer te binnen: 318. Dat stond op een geborduurd strookje op zakdoeken, ondergoed en dergelijke.
Mijn ouders (zelf met een internaatverleden, mijn vader had intern op het Gymnasium Augustianum in Eindhoven gezeten) vonden het nodig dat hun kinderen goed onderwijs kregen en een gedegen basis voor de opvoeding. Althans dat is me zo bijgebleven. Mijn twee jaar oudere broer en ik (het middelste kind) werden dus op een internaat geplaatst. Mijn zes jaar jongere broer werd hiervan vrijgesteld. ‘Geplaatst’ schrijf ik hiervoor, maar ‘gestuurd’ is een betere term. Er was geen sprake van inspraak of overleg. Later wel, vandaar dat mijn internaattijd alleen de laatste twee jaren van de lagere school beslaat. Naast de wens tot goed onderwijs veronderstel ik dat het, vanwege mijn kennelijk felle karakter en sterke eigenwil (aldus mijn ouders) het mijn moeder in die tijd ook zwaar viel om mij op te voeden. Tegenwoordig zou je zeggen dat ik wat vroeg aan het puberen was.
Daarnaast viel het vanwege een eigen bedrijf mijn ouders waarschijnlijk ook zwaar om alles in goede banen te leiden. We hadden thuis een scheepvaartbedrijf/machinefabriek (aan de oude haven in Drimmelen) en dus veel contact met binnenvaartschippers, waar een kostschool voor de kinderen heel gebruikelijk was. Veel factoren die een rol (kunnen) spelen, maar al met al is de reden, naar stellige verklaring later, toch vooral de wens tot goed en degelijk onderwijs geweest. Ik ben geneigd dit te geloven, getuige het verdriet van mijn ouders iedere keer als ik, na een thuisverlof, weer naar Oudenbosch werd gebracht. In combinatie met de relatief hoge verblijfskosten denk ik dat het toch een vorm van opoffering is geweest, waar ze het zelf niet gemakkelijk mee hadden. Maar het er voor over hadden. Ik heb hen dit later in ieder geval niet verweten. Mijn hang naar vrijheid is er wel door aangewakkerd.

Het was, hoe dan ook, twee jaar een soort van afgesloten van de buitenwereld zijn. Niet gemakkelijk. Het heeft me overigens ook veel gebracht en het heeft mijn leven later voor een deel zeker beïnvloed. Met name het voor jezelf opkomen, je plaats veroveren in een groepsproces, relativeren, structureren, leren studeren en vooral het waarderen van vrijheid heb ik ervan meegenomen. Maar ook een ingebed probleempje met het accepteren van ‘autoriteit’ is in die periode geboren. Je werd op het internaat zo streng en zo voortdurend ‘aangestuurd’, dat het accepteren van gezag me later niet gemakkelijk viel.
De eerste jaren na het verlaten van het internaat uitte zich dat vooral in een vrij wilde jeugd. Een soort van ‘afkicken’ van het regime. Wanneer het maar kon ontsnapte ik aan de aandacht van mijn opvoeders en vulde ik mijn leven in zoals ik dat wilde. Ik kijk overigens op die ‘wilde jaren’ nog steeds terug als een prachtige tijd. Er zijn gelukkig geen ongelukken (in brede betekenis) gebeurd. En het is allemaal goed gekomen. Opmerkelijk genoeg, gezien mijn latent autoriteitsprobleem, mede overgehouden van mijn internaatsleven zoals hierboven aangegeven, heb ik me - na die eerste wilde jaren - in mijn verdere carrière uitsluitend bewogen in wat men van buitenaf zou kunnen zien als het werken in beroepen met ‘autoriteit’. Van leraar aan de bovenbouw in het voortgezet onderwijs, naar directeur van meerdere scholengemeenschappen naar wethouder en de laatste 25 jaar van mijn werkzaam leven: burgemeester. Ik sluit niet uit dat ik dit op de een of andere manier mede te danken heb aan mijn ervaringen op kostschool.
Van Saint Louis herinner ik me in flarden het spelen op de kleine cour, later de grote cour, de gemotoriseerde skelters, de chamberettes, de refter, de vieze bieten en lekkere boterhammen. De verplichte studie-uren, de donkere leslokalen met zware houten meubels, de stapels brood met boter in de namiddag, de geluiden op de slaapzaal, zoveel verplichte tijden en opdrachten, de verkenners (Sint-Tarcisiusgroep, broeder Gregorius?), broeder Oswald, broeder Germanus, de lange diepzwarte toga’s, de verplichte gang - heel vaak - naar de (prachtige) kapel, het moeten zwijgen, veel verveling, heimwee, bosbad Hoeven, Albano, bonte avond, fietspuzzeltochtjes, Sint Anna, Zouavenmuseum, straffen, weglopen, de gouden, zilveren en rode kaarten, de kloostertuin, enkele medeleerlingen, het opgesloten zijn.
Ik geloof dat we de eerste zes weken niet naar huis mochten en geen bezoek mochten hebben. Op een gegeven moment werd ik tijdens die periode uit de klas gehaald en naar een chique spreekkamer gebracht. Mijn grootvader was daar: het bleek dat hij met luide stem en stevig gezwaai met zijn wandelstok aan de poort had gestaan om zijn kleinzoon te bezoeken. Regels of geen regels, hij kreeg het voor mekaar! Kostelijk.

Later om de zoveel tijd mochten we een weekeindje naar huis. Ik ben een keer, tijdens een begeleid fietstochtje, stiekem weggefietst en samen met een andere leerling (ik dacht uit Terheijden) doorgefietst naar huis (van Oudenbosch naar Made) en... bijna van school gestuurd. Het teruggebracht worden, na een verlof, viel me steeds heel zwaar.
De grootste verveling ben ik doorgekomen dankzij heel veel lezen, het lidmaatschap van de verkenners en dankzij het (illegaal) spelen in de opslagplaats (ergens bovenin het gebouw) van allerlei authentieke Zouavenattributen. Lansen, sabels, uniformen, helmen: een walhalla van verboden voorwerpen (voor kinderen). Op de een of andere manier had ik (samen met een andere leerling) daar toegang verkregen. Volgens mijn herinnering wisten we de sleutel te liggen. Er was een oude broeder, die zijn kamer daar in de buurt had, die ons vaak met harde kreten en wilde gebaren wegjoeg. We waren doodsbang voor hem maar wisten altijd te ontkomen. Ik denk dat het historische en kostbare attributen moeten zijn geweest, gezien de lange en rijke geschiedenis van de Zouaven.
Ik zou er graag nog eens willen gaan kijken. Wie herinnert zich hier nog wat van? Helaas geen foto’s...
Willem van Beek, indertijd uit Made en Drimmelen 1961-1963 (schat ik)
Reactie toevoegen