Katholiek leven
De katholieke godsdienst zat op de meeste internaten ingebakken in het dagelijkse leven. Bijna alle internaten hadden hun eigen kapel of kerk waar elke ochtend een mis werd opgedragen. Ook was het voor kinderen vaak verplicht om elke dag een weesgegroetje te bidden. Bijbelstudie en catechismusles waren voor veel internaten vaste onderdelen van het vakkenpakket. Op sommige internaten, zoals Mater Misericordiae in Tilburg, stond de bibliotheek tot aan de jaren zestig vol met uitsluitend katholieke literatuur. Bij de Francescanessen van Veghel werden meisjes in de badkamer door een plakkaat met een alziend oog eraan herinnerd dat God alles ziet.
Kritisch op het geloof
Al deze aandacht voor het geloof en de godsdienst kon er echter niet voor zorgen, dat alle kinderen het katholieke geloof ook daadwerkelijk omarmden. Voor sommigen werkten alle maatregelen zelfs averechts. Jeanne Eikelenboom ging bijvoorbeeld in 1960 naar de Francescanessen in Veghel met het idee om zelf ook zuster te worden. “Dat is toch wel heel hard omgedraaid op het internaat”, vertelt ze. Gedurende haar tijd op het internaat werd ze kritischer op het geloof. Ze uitte deze kritiek ooit in een opstel dat ze voor Nederlands moest schrijven. “Daar stond een heleboel in over de litanie, en dat ik dat raar vond, iedere keer het zelfde herhalen”, herinnert ze zich. “Dat was natuurlijk tegen het zere been van de nonnen”.
Het katholicisme als ‘schim van zichzelf’
Veel mensen vielen ook van hun geloof omdat de kerk niet meeging met de tijd. Met name in de jaren zestig veranderde er veel op sociaal en maatschappelijk gebied. Een leegloop van katholieke kerken was daar een gevolg van. Op internaten werd het verschil tussen de snel veranderende maatschappij buiten de muren en het beschermde christelijke leven daarbinnen, steeds duidelijker.
Zo had ook Geert Gunneweg het idee om zijn leven in dienst van God te stellen voordat hij in 1963 naar het internaat van de Kruisheren in Uden vertrok. “Ik ging op mijn twaalfde naar Uden met de vaste overtuiging om missionaris in donker Afrika te worden en een jaar later was dat over”, vertelt hij, “Toen liep ik met een boekje van Ik, Jan Cremer, gekaft in het omslag van het Oude Testament en liep ik twee keer per dag en vijf dagen per week naar de kapel in een rij”. Het voelde voor hem niet alsof de kerk nog enig gezag had. “Het katholieke geloof was denk ik een schim van zichzelf geworden”, zegt hij.
Dat de kerk aanzien verloor, komt ook naar voren in een interview met Toon Swinkels, een oud-leerling van de priestersopleiding van Eymard-Ville in Stevensbeek. Volgens hem ging bijna niemand van de leerlingen eind jaren vijftig en begin jaren zestig naar het internaat om priester te worden. Zijn broer had net de priesterwijding ontvangen toen hij naar het internaat vertrok. “Toen mijn broer de priesterwijding ontving, liep heel het dorp uit. Alles liep in een stoet achter mijn broer aan naar de kerk, waar hij voor de eerste keer de mis op ging dragen. Dus mijn ouders waren zo trots als een pauw dat hun zoon daarnaartoe ging. Daar keek ik tegenop”, herinnert hij zich. Het was een goed voorbeeld van het prestige dat een leven in dienst van God kon bieden, maar toch voelde Toon zelf nooit echt een roeping. Uiteindelijk zou dit ook de reden zijn dat hij zijn opleiding op het internaat niet af mocht maken.
Misbruik op katholieke internaten
De meest donkere reden dat sommige kostschoolleerlingen zich tegen het katholicisme keerden is seksueel misbruik. Het is bekend dat op diverse internaten geestelijken zich hebben vergrepen aan de kinderen die ze hadden moeten opvoeden. Voor de misbruikten is het moeilijk om nog te vertrouwen in kerk en geloof. Dat was ook het geval voor Conny Smulders, die zowel op Sint-Jozefzorg in Berkel-Enschot als op het pensionaat Sint Joseph in Dongen door zusters werd misbruikt. Na haar kostschooltijd ging ze in de zorg bij de katholieke organisatie Assisië. “En dat was ook heftig!”, vertelt ze, “maar ja, ik heb de kont daar tegen de krib gezet”.
Veel internaten waren gericht op een katholiek leven vol met katholieke tradities en ideologie. De broeders, paters en zusters waren echter lang niet altijd in staat om een nieuwe generatie met hun eigen overtuiging te bezielen. De wereld buiten de internaten veranderde snel en dit werkte door op de leerlingen én op hun opvoeders. Het is een van de oorzaken dat de katholieke kerk in de jaren zestig bij de jeugd aan gezag verloor. Bovendien werden veel kinderen misbruikt door de geestelijken die het katholicisme hadden moeten overdragen aan een nieuwe generatie, maar in plaats daarvan veel van die kinderen voor het leven beschadigden.
Reactie toevoegen