Het rijke roomse leven in brabant 1900-1970

Mijn verblijf op internaat Sint Anna in Zundert

Nadat mijn zus Mariette al vier jaar in Pensionaat Sint Anna in Zundert had doorgebracht, kwam ik daar op mijn tiende jaar in september 1955 in de vijfde klas en ben daar tot augustus 1959, tot en met de tweede klas ULO, gebleven.


De foto's in dit artikel zijn gemaakt op Pensionaat Sint Anna in juni 1958, tijdens een toneelstuk over Maria de Medici, opgevoerd door de oudste leerlingen, en tijdens een balletuitvoering, beide bij gelegenheid van de zeventigste of tachtigste verjaardag van Monseigneur Sweere (die op het internaat iedere dag de mis opdroeg). Foto's met dank aan Lisette van Beest-de Nijs.

Op onze knieën voor het ochtendgebed

Wat een wonderlijke wereld eigenlijk. 95 pensionaires en in de recreatiezaal waren twee toiletten evenals op de slaapzalen waar toch gemiddeld 20 à 30 pensionnaires een chambrette hadden. De chambrettes waren houten afgesloten ruimtes waarin één bed paste met een stoel ernaast, aan de ene kant een tussenwand en aan de andere kant om en om met de buren een kast, een houten blad met daarop een lampetkan-set en een blinde wand met daarachter de kast van de buurvrouw. In de ingang hing een gordijn en als we ’s morgens om 6.30 uur werden gewekt moesten we op onze knieën tegen het gordijn gaan zitten voor het ochtendgebed, zodat de non kon zien dat je was opgestaan.

We hadden de Kleine Mariazaal voor de Kleintjes (voor de tweede- tot vijfdeklassers); de Grote Mariazaal (zesde klas); de Jozefzaal voor leerlingen van de huishoudschool; de zaal Klein Michael voor leerlingen van ULO 1 en de oudste zesdeklassers en de zaal Groot Michael voor leerlingen van ULO 2 en 3. Alleen de oudste leerlingen, van de twee laatstgenoemde zalen, hadden de beschikking over wastafeltjes met koud stromend water. De jongere leerlingen van de andere zalen kregen alleen een lampetkan. In iedere chambrette sliep één leerling.


Dag- en weekindeling

We stonden iedere dag om 6.30 uur op en gingen dan naar de kapel voor de H. Mis en vervolgens naar de refter (eetzaal), waar lange tafels voor 6 of 8 personen stonden, voor het “dejeuner”. Soeur Veronica stond tijdens de maaltijden op een verhoogde lessenaar. Tegen het einde van de maaltijd tikte ze met een soort zakmes op die lessenaar en mochten we even met elkaar praten.

Daarna gingen we naar de slaapzaal om ons bed op te maken. De ouderen gingen vervolgens al naar het schoollokaal om huiswerk te maken en de kleintjes mochten, tot om 9.00 uur de school begon, in de recreatiezaal of op de cour (binnenplaats met één wip, als speeltoestel) nog even spelen. In de recreatiezaal had je in een kast allemaal een kleine ruimte met je “kostschoolnummer” erop (ik had nummer 28) waarin je eigen spelletjes en speelgoed kon bewaren. Ook was er een sjoelbak, een pingpongtafel, een ijshockeyspel en een set Bikkels.

Om 12.00 uur ging de school uit en gingen we weer naar de refter voor het "diner", daarna tot 13.30 uur recreatie, weer naar het leslokaal tot 16.00 uur en daarna naar de refter voor het “couter” (kopje thee met twee mariakaakjes). Na een kwartiertje recreatie gingen wij weer naar het leslokaal om te studeren. Om 18.00 uur was het tijd voor het “souper” in de refter. Daarna was er tot 19.00 uur tijd voor recreatie, waarna de “kleintjes” naar bed gingen, gevolgd door de zesdeklassers om 20.30 uur en de “groten” om 21.00 uur.

Op zaterdag gingen we tot 12.00 uur naar school en de rest van de dag zag er zo uit als hiervoor beschreven. Op zondag mochten we “uitslapen” tot 7.30 uur en de rest van de dag zag er eigenlijk hetzelfde uit, alleen zaten we ’s zondags veel langer in de kerk want dan was er ook een preek en Monseigneur Sweere (een gepensioneerde hooggeplaatste geestelijke in het bisdom Breda, die ook een gedeelte van Molenstraat 11-13 bewoonde en iedere dag de mis opdroeg) en die was niet zo snel. Het enige verschil was dat we op zondag een uniform droegen: een donkerblauwe rok met plooien aan de voorkant, donkerblauwe bolero en witte blouse, donkerblauwe alpino, witte kniekousen en... bruine schoenen! Die schoenen was een heikel punt, want in bruin heb je veel gradaties en die werden vaak afgekeurd door de nonnen. Nu denk ik: had zwarte lakschoenen voorgeschreven, daar is maar één kleur van en het had leuker gestaan.


Tussen het “dejeuner” en het “diner” gingen we in groepen door Zundert wandelen. De kleintjes soms naar de speeltuin, de groteren liepen soms helemaal rond door Klein Zundert of door het bos. Er liepen alleen nonnen mee die nog niet de eeuwige gelofte hadden afgelegd. De “geprofeste nonnen”, zoals ze dat noemden, mochten kennelijk niet meer in het openbaar verschijnen.

Op woensdag gingen we in bad. Er was een badkamer met zeven ruimtes, met een ligbad en later werd boven het bad een douche gemonteerd en een douchegordijn rondom het bad gedrapeerd. Gek eigenlijk, maar ik weet niet beter dan dat dat de enige keer was, dat we een schoon stel hemd en onderbroek kregen. In bovenkleding waren we ook niet zo gesorteerd als nu. Mijn moeder maakte voor mij en mijn zes jaar oudere zus altijd dezelfde kleren. Wat tot gevolg had dat ik zo’n tien jaar in dezelfde kleding liep. Alles werd een beetje op de groei gemaakt met koppels in het lijfje en grote zomen. De oudere meisjes plaagden mij ermee en zeiden dan: “je kunt wel zien dat jij een zusje bent van Mariette de Nijs, die droeg deze kleren hier ook al!” In deze tijd zou je er een minderwaardigheidscomplex aan overhouden. Maar toen wist je niet beter.

Sommigen van ons hadden pianoles. Deze werd tijdens de recreatie gegeven, door soeur Blasia. We kregen extra Franse les en (ik schrijf dit op zoals het uitgesproken werd) “sivilité”. Dat kun je vergelijken met wellevendsheidslessen in de geest van “hoe heurt het”. En er kwam één keer per week een mevrouw uit Breda die ons balletles gaf. Op de jaarlijkse bezoekdag van de ouders gaven wij dan een uitvoering in de recreatiezaal.

Een keer per maand mochten we naar huis, van zaterdagmiddag 13.00 uur tot maandagmorgen 9.00 uur. Met Pinksteren en Allerheiligen / Allerzielen (1 november) mochten we naar huis vanaf zaterdag 13.00 uur tot donderdag 9.00 uur. We hadden twee weken vakantie met Pasen en Kerstmis en vier weken in augustus. Alleen de leerlingen van de ULO waren dan op 15 juli al naar huis.


Feest

Soms hadden we feest. Op de naamdag van de heilige waarnaar Soeur Superieure (het hoofd) of haar assistent Soeur Lambertina waren vernoemd. (Dat waren twee erg overheersende nonnen.) Ook dan mochten we uitslapen en duurde de kerkdienst lang. We kregen iets lekkers bij het eten (wat weet ik niet meer, want ik vond daar eigenlijk alleen brood met kaas lekker) en ’s avonds hadden we een toneelstuk, door leerlingen opgevoerd, in de recreatiezaal. Dan kregen we een extra kopje thee met een luxe koekje, we zongen een lied ter ere van die hooggeplaatste non. Een keer mocht ik dat op de piano begeleiden en een keer mocht ik het lied in de “wens” (verjaarskaart) schrijven. Dat was maar voor een enkel meisje weggelegd dus heel bijzonder! Heel soms hadden we een filmavond. Ik herinner me “Marcelino Brood en Wijn” en een oorlogsfilm waarbij uit één Amerikaans gezin alle zeven zonen omkwamen.

Een keer hadden we écht groot feest: Monseigneur Sweere werd 70 (of was het 80?) jaar en we hadden een diner met zijn familie erbij met een heus menu. Ik herinner mij de kalfsoester die daarop stond. Van te voren hebben we daarover dagen gespeculeerd, wat dat toch wel zou zijn! Op die dag is er een mooi toneelstuk opgevoerd door de oudste leerlingen. Het ging over Maria de Medici. Het heeft veel indruk op mij gemaakt; ik ken nog bijna alle namen van de meisjes op de foto’s die aan dit stuk hebben meegedaan.

Een van de jaarlijkse hoogtepunten was de Sinterklaastijd: getik op een raam en iedereen holde als gekken achter Zwarte Piet aan door de gangen op zoek naar een enkel pepernootje. En er was natuurlijk de Kersttijd, met het opvoeren van het Kerstspel en warme chocolademelk. Dieptepunt: de Vastentijd met lange uren in de kapel en geen kaakjes bij de thee.


Best naar mijn zin en een hoop geleerd

Als je dit zo leest is het eigenlijk niet voor te stellen dat hele volksstammen dit een heel normaal leven vonden (het grootste gedeelte van die tijd heb ik in een schoolbank doorgebracht). Want ook in Oudenbosch, Etten en Huijbergen (om er een paar te noemen) ging het er zo aan toe. Later werd het allemaal wat losser. Toen mijn broertjes in Huijbergen op kostschool zaten, mochten ze al iedere week naar huis.

Toch heb ik niet het idee dat mij onrecht is aangedaan. Het was zo, je wist niet beter en in onze familie was het heel gewoon. De meeste van mijn neven en nichten hebben ook op kostschool gezeten. En ook de schoonouders van mijn jongste dochter hebben eenzelfde kostschoolopvoeding genoten. Eerlijk gezegd heb ik het daar best naar mijn zin gehad en een hoop geleerd.


Maandrapport ULO 1
1

Reacties (1)

Marilou NillesenBHIC zei op 5 mei 2021 om 08:57 uur

Inderdaad Lisette, je schrijft het heel treffend. Dat het aan de ene kant heel bevreemdend is dat dit voor een grote groep zo normaal was, terwijl het ook weer zo bijzonder is om dit alles te lezen.

Ik verbaas me ook wel eens over die strakke planning in tijd; is dat iets wat je voor de rest van je leven meeneemt?

Reactie toevoegen

Je e-mailadres is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.

Platte tekst

  • Geen HTML toegestaan.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.