Coudewater was het eerste dubbelconvent van birgittinessen en birgittijnen in het bisdom Luik, met een eigen kapel voor zowel de zusters als de paters. In 1566 werd het klooster tijdens de beeldenstorm geplunderd. De zusters zochten voor korte tijd een veilig heenkomen binnen de stadsmuren van ‘s-Hertogenbosch. De paters birgittijnen weken in 1652 uit naar Antwerpen. De zusters keerden terug naar het klooster Coudewater, dat in 1713 door de Staten-Generaal werd opgeheven. Daarop vertrokken ze naar het soevereine Land van Ravenstein en vervolgens nog in datzelfde jaar naar Uden.
Daarna kende de ‘villa’ een reeks verschillende eigenaren. Via Frans de Blocq van Scheltinga kwam Coudewater in 1870 tenslotte in handen van de Maatschappij tot Verpleging van Zwakzinnigen. Na veel uitbreidingen heeft het huis dienst gedaan als hoofdgebouw en museum. Het maakt op dit moment deel uit van de inrichting. Vanaf 1871 verzorgden de Zusters van Barmhartigheid van Ronse zieken in Coudewater. Ze breidden de gebouwen uit met nieuwe paviljoens. Achter de villa stond een kruisvormig gebouw uit 1872, in de rechterarm werd het klooster van de zusters gehuisvest. Het rechtergedeelte van de langbouw was voor de patiënten van de zusters.
Het linker gedeelte was bestemd voor verpleging van mannelijke patiënten door de Broeders van Dongen, die vanaf 1871 in de linker arm van het gebouw woonden. De broeders vertrokken in 1919, toen de verpleging van mannelijke patiënten werd beëindigd.
In 1938 startte de bouw van een kerk en een klooster voor de zusters. Architect was Jos Bekkers uit Haarlem, die veel van de gebouwen van Coudewater ontwierp. De zusters van Ronse verlieten Coudewater in mei 1985. Het kloostergebouw werd dienstgebouw, de kapel bleef nog in gebruik.
Bronnen
Gegevens: J. Smits, Vademecum van religieuzen en hun kloosters in Noord-Brabant, Alphen aan de Maas, 2010
Foto's
Reactie toevoegen